Discussiebijdrage bij de serie “Klimaatadaptatie: Vluchten Kan niet Meer” van VN Forum
Auteur: Bart van den Hurk
Dossier: Klimaatadaptatie – Vluchten kan niet meer
Editors: Vincent van den Bergen en Rob Schoonman
De schoenmaker en zijn leest
De rapporten van Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) spelen een belangrijke rol op de weg naar de vervolgstap: de keuzes die daarna door het beleid worden gemaakt. Als mede-auteur van één van de recente IPCC-klimaatrapporten mocht ik van dichtbij meemaken hoe wetenschappers kunnen worstelen met de vraag hoe om te gaan met hun persoonlijke maatschappelijke taakopvatting. Het klimaatpanel krijgt van de VN-lidstaten een duidelijk mandaat mee om vanuit bestaande wetenschappelijke studies een beleidsrelevante wetenschappelijke beoordeling te geven zonder voor te schrijven hoe het klimaatbeleid er uit zou moeten zien. Interne discussies en enquêtes gaven een indruk van de interne tweestrijd bij veel IPCC-wetenschappers: kun je een betrouwbare (lees: objectieve) wetenschapper zijn zonder je persoonlijke opvattingen over de maatschappelijke oorzaken en gevolgen van klimaatverandering in te brengen? Kun je daadwerkelijk een neutraal standpunt innemen bij de constatering dat emissiereducties (ver) achterblijven bij de gemaakte afspraken? Wetende wat er staat te gebeuren? Iedere wetenschapper vult die spagaat voor zichzelf in. Sommigen gaan actief de barricades op, anderen zijn heel voorzichtig en genuanceerd in hun uitlatingen. Maar er zijn nog maar weinig vakcollega’s die een model van “waardevrije” wetenschap aanhangen, een vorm van “fact-finding” waarbij je het geheel aan een ander laat om daar een oordeel over te vellen of een besluit aan te verbinden.
Ik denk dat het bij uitstek een wetenschappelijke houding is om begrip te hebben voor de ongelooflijke dilemma’s waar de besluitvorming mee te kampen heeft. Als emissiereductie eenvoudig was zou het niet zo moeilijk zijn. Ook zonder kwade wil of opzettelijke obstructie zijn er nog veel obstakels te overwinnen. Er zijn machtsstructuren, onoverzichtelijke transitierisico’s, strategische dilemma’s of je als frontrunner of als volger in een gat wil springen, diepgewortelde blokkades bij gevestigde belangen, en financiële beperkingen die er samen voor zorgen dat er gebeurt wat er gebeurt. IPCC geeft een overzicht van de positieve ontwikkelingen in technologie, business modellen en kantelingen in maatschappelijk bewustzijn die kunnen leiden tot een versnelling van de emissiereducties. Een overzicht van dergelijke ontwikkelingen geeft figuur SPM.7 in het recente IPCC-syntheserapport. En er zijn internationale afspraken, nationale klimaattafels, sectorale business modellen, lokale initiatieven en een pakket aan stimuleringsmaatregelen die zorgen voor een gestage vergroening van onze energiemix. Maar desondanks wordt op wereldschaal de “closing window of opportunities for climate action” vooralsnog steeds krapper. En dat is niet alleen vervelend of slecht, maar gezien de complexiteit en tegengestelde belangen ook wel te begrijpen. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat we op deze manier nog decennia tegen een wereldwijde adaptatie-opgave blijven aankijken.
De veelkoppige adaptatie-opgave
Ook de invulling van een solide adaptatieagenda is niet alleen maar fijn en pijnloos. Er zijn hier en daar wel win-win-deeloplossingen denkbaar, maar vaak moet er gekozen worden tussen alternatieven die allemaal niet meteen aantrekkelijk zijn. Aanleg van waterkeringen, voldoende opslagcapaciteit van zoet water, ruimtelijke inrichting tegen hittestress, natuurgebieden die mee kunnen bewegen met verschuivende klimaatpatronen, (spoor)wegen die hitte of een forse bui kunnen weerstaan, herstel van funderingen die beschadigen door uitdrogende veen- of kleigrond, nieuwe soorten voedselgewassen, bescherming van cultureel erfgoed, enzovoort, enzovoort. Ze leveren een bijdrage aan een duurzamere toekomst, een manier van leven die op termijn veel beter houdbaar is, en zorgen vaak niet alleen voor minder klimaatgevolgen maar ook voor een gezondere natuur, een eerlijker maatschappij en uiteindelijk meer welvaart en welzijn. Maar elk van die maatregelen kost geld, moet worden ingepast in schaarse ruimte, geeft nieuwe verantwoordelijkheden, verandert dingen die we gewend waren, beknot vrijheden. We moeten op korte termijn een hobbel over om er samen op langere termijn profijt van te hebben.
De hobbel betekent niet alleen een tegenstelling tussen korte en lange termijn. De maatregelen worden ontworpen terwijl op de achtergrond het klimaatsysteem op drift aan het raken is en waarvan de statistieken van gisteren niet meer automatisch geldig zijn voor vandaag of morgen. Tel daarbij op een kennisveld dat ook niet stilstaat. En een samenleving die op allerlei fronten tegelijk wordt geconfronteerd met de noodzaak zich aan te passen. Het levert een mix van onzekerheden waardoor je nooit helemaal zeker weet welke maatregel de juiste keuze is.
Ook bij klimaatadaptatie doet een wetenschapper er goed aan om begrip te hebben voor de complexiteit van besluitvorming. Op basis van aangedragen informatie zullen afwegingen gemaakt worden tussen verschillende belangen. Die afwegingen komen niet uit een computer, en zijn het resultaat van inherent waardegedreven (politieke) motieven. Ze hangen af van heel basale normatieve opvattingen over solidariteit, risico-tolerantie, vrijheid, eerlijkheid, natuurkwaliteit, noem maar op. De wetenschap geeft geen antwoord op de vraag wat de “juiste” afweging is. Wetenschappelijke informatie wordt gebruikt in een politieke omgeving waarin het om meer gaat dan kale feiten.
De dilemma’s van de lange termijn
Dicht bij huis vinden we een illustratief voorbeeld van zo’n keuzeprobleem. De vraag wat klimaatverandering op de lange termijn doet met ons ruimtegebruik is in veel laaggelegen deltagebieden aan de orde. We kunnen met klimaatprojecties vele generaties vooruit kijken. En ons dan afvragen in hoeverre zeespiegelstijging, veranderende rivierafvoeren of extreme neerslag de geschiktheid van bepaalde gebieden voor woningbouw beperken. Huizen hebben een levensduur die lang genoeg is om een andere staat van het klimaat nog mee te maken. Het Nederlands beleid voor waterveiligheid – bescherming van bebouwde gebieden tegen grootschalige overstromingen – houdt rekening met de klimaat- en zeespiegelscenario’s van het KNMI, en dat zorgt ervoor dat Nederland tot de veiligste delta’s ter wereld behoort. Het is echter niet uit te sluiten dat de zeespiegel een stuk sneller stijgt dan waar die scenario’s van uitgaan. De stabiliteit van de grote massa’s landijs op Antarctica en Groenland is hierin bepalend, en die stabiliteit wordt bepaald door uiterst onzekere factoren met potentieel verstrekkende gevolgen, waarvoor nauwelijks te bepalen is hoe waarschijnlijk die factoren zijn. Het IPCC presenteert “high-impact/low-confidence” scenario’s waarin de zeespiegel in een paar eeuwen tijd met vele meters zal stijgen. En dat is met de huidige aanpak niet meer bij te benen. Voor een beeld van deze scenario’s wil ik verwijzen naar figuur SPM.4c in het recente IPCC-syntheserapport.
Hoe vertaal je nu zulke scenario’s naar verstandige keuzes voor bijvoorbeeld de locaties waar nieuwbouw moet gaan plaatsvinden? Tot 1 meter zeespiegelstijging zal waterveiligheid geen belemmerende factor zijn voor de keuze van woningbouwlocaties, en als we uitgaan van die KNMI-scenario’s kunnen we daar nog zeker een eeuw mee vooruit. Alleen als het flink uit de hand loopt met de grote ijskappen komt die 1 meter al eerder in zicht, en wordt het al relatief snel daarna erg ingewikkeld om die veiligheid overal te garanderen. Dit geeft een paar dilemma’s. Het is enerzijds onmogelijk om volledig op safe te spelen en alle gebieden te ontzien die wellicht deze eeuw nog bedreigd gaan worden. De druk om die ruimte te gebruiken is erg groot. En dus zullen de hoge maatschappelijke kosten bij het niet benutten van die schaarse ruimte concurreren tegen een kleine (en nog onbekende) kans dat die dreiging zich inderdaad voor zal doen. We moeten er daarom voor zorgen dat we flexibel genoeg zijn om mee te kunnen bewegen als het toch een bepaalde kant op gaat. En dat betekent dat er toch ook nu al hier en daar beperkingen zullen gaan gelden. Niet alles kan meer als je flexibel wilt blijven.
Keuzes zoals die van woningbouw of aanleg van infrastructuur die we nu maken werken tot ver in de toekomst door. Het is evident dat je ervoor zorgt dat die keuzes niet een onmogelijke situatie voor toekomstige generaties opleveren. Solidariteit met toekomstige generaties is een belangrijke kernwaarde van het Deltaprogramma. Maar zeespiegelstijging is een proces dat een ander dilemma introduceert. Een stijging van een paar meter gaat er komen. Als we er over een paar decennia achter komen dat het niet is gelukt om de opwarming te beperken gaat die zeespiegel uiteindelijk met vele meters omhoog. In 2300 loopt de bandbreedte van IPCC “high-impact/low-confidence” scenario’s tot boven de 10 meter zeespiegelstijging. Aan de kernwaarde solidariteit mag niet worden getwijfeld, maar tegelijk is het onmogelijk om oneindig solidair te zijn. Tot hoever in de toekomst reikt die solidariteit? En hoe zeker kun je nu weten welke besluiten de beste garantie bieden op een leefbare toekomst op zo’n lange termijn? Het is onmogelijk om alle toekomstige generaties te vrijwaren van de consequenties van het handelen van vandaag. Dat is een dilemma waarvoor niet de wetenschap maar de samenleving als geheel een uitweg moet zien te vinden.
Wetenschappers en onzekerheden
In wetenschappelijke kringen wordt druk gedebatteerd over de ethische aspecten van de communicatie van onzekerheden. Ook bij mij zijn de principes van “solide bewijsvoering”, “transparantie over wat je weet en wat niet” en “betrouwbaarheid” er flink ingehamerd. Dat maakt dat er bij wetenschapscommunicatie vaak veel nadruk ligt op de inherente onzekerheid, om te voorkomen dat er een bewering wordt gedaan die niet waar blijkt te zijn (een zogenaamde “type 1” fout). Maar anderen in deze discussie wijzen op de consequentie van een “type 2” fout: de bewering niet doen terwijl die toch waar blijkt te zijn. Het is een waar dilemma. Wetenschappers die voortdurend alarmbellen rinkelen worden op een gegeven moment niet meer gehoord. Maar wetenschappers die zich bedienen van veel mitsen en maren ook niet. Bij het afgeven van weerwaarschuwingen is dit dilemma heel tastbaar: te vaak vergeefs waarschuwen ondermijnt op een gegeven moment de geloofwaardigheid maar geeft in het algemeen beperkte schade op de korte termijn, terwijl een keer een forse storm missen enorme maatschappelijke consequenties kan hebben. Bij zo’n weerwaarschuwing is het resultaat snel bekend, bij klimaatverandering duurt dat een stuk langer.
Omgaan met dilemma’s hoort bij het navigeren naar een onzekere toekomst, en omgaan met klimaatverandering is daarin geen uitzondering. In dit domein zijn er nauwelijks keuzes die leiden tot een duidelijke win-winsituatie, en er zijn talloze botsende waarden waaruit keuzes gemaakt moeten worden die niet met alleen een wetenschappelijke analyse kunnen worden onderbouwd. Elk voordeel heb z’n nadeel, en ook fouten maken is onvermijdelijk. Het is belangrijk om daar bij stil te staan als we wetenschappelijke kennis delen die moet helpen bij het vinden van een begaanbaar pad. Deze navigatie vergt integriteit, moed en empathie, van wetenschappers en besluitnemers.\
Bart van den Hurk has a PhD on land surface modelling. He developed a scientific career at KNMI as researcher, involved in studies addressing modelling land surface processes in regional and global climate models and constructing regional climate change scenarios. Between summer 2014 and Feb 2019 he was head of the weather and climate model research division at KNMI. Currently he works as Strategic Research Advisor Climate Change at the Water Knowledge Institute Deltares, Delft, The Netherlands.
From 2014 onwards he occupies the chair “Climate Interactions with the Socio-Ecological System” at the Institute for Environmental Studies at Amsterdam Free University. There he teaches masters students, and supervises PhD-students.
He led international research projects on Soil Moisture Data Assimilation (ELDAS), water climate services (IMPREX) and climate impacts in a globalised world (RECEIPT). Currently he is Lead Author of the 6th IPCC Assesment Report (WG-I), and is co-chair of the newly formed European Knowledge Hub on Sea Level Rise.
His scientific interest focuses on the representation of scientific information for societal adaptation to climate change, and co-investigates concepts of storyline development, analysing compounding risk drivers and impact chains. At national level re is actively engaged in the science/policy interfaces regarding climate change impacts on safety, spatial planning and water resources.
Commentaar Vincent van den Bergen, hoofdredacteur VN Forum dossier over klimaatadaptatie
Op zondag 19 februari 2023 werd de 6e cyclus van rapporten van het IPCC besloten met het aanvaarden van het synthese rapport en de Summary for Policy Makers. Het pakket rapporten omvat naast de rapporten van de 3 werkgroepen (Physical Science Base, Impacts and Adaptation, Mitigation) drie speciale rapporten. Een van deze speciale rapporten behandelt “The Ocean in a Changing Climate”, waaruit de samenhang tussen belangrijke aandachtsgebieden naar voren komt. Dergelijke aandacht voor samenhangen is van groot belang. Het recent (5 maart 2023) aangenomen VN-verdrag ter bescherming van oceanen is daarbij een belangrijke stap. Bart van den Hurk heeft zijn sporen verdiend in het wetenschappelijk domein waar deze kennisvelden samenkomen.