SAM STEVENS
In 2013 is er veel discussie geweest over het besluit van het kabinet om het Nederlandse lidmaatschap van VN-organisatie voor Industriële Ontwikkeling (UNIDO) te beëindigen. Uiteindelijk heeft de Eerste Kamer in november een streep door het wetsvoorstel gehaald en blijft Nederland lid van UNIDO. Maar wat is nu UNIDO en wat is haar betekenis en welke rol speelt zij voor Nederlandse bedrijven?
Doelstelling
UNIDO is in 1978 opgericht en haar primaire doel is het bevorderen, promoten en versnellen van de industriële ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Hiertoe ondersteunt zij projecten die door de private sector worden opgezet in transitie- en ontwikkelingslanden en die tot doel hebben om de productsector daar te versterken. Het is juist de productiesector die banen creëert, belastinginkomsten opbrengt (van levensbelang om sociale doelen te ondersteunen) en ook de broodnodige buitenlandse valuta in de vorm van exportinkomsten. Een goed geleide productiesector verspreidt zo de welvaart door de hele maatschappij.
De afgelopen jaren is daarbij het accent sterker komen te liggen op een soort van vergroening van de economieën in ontwikkelingslanden. Men spreekt hier ook wel van een ‘groene nieuwe industriële revolutie’ Hiertoe ondersteunt UNIDO bijvoorbeeld energieprojecten die een duurzame en schone energieopwekking beogen.
Meerdere Nederlandse bedrijven participeren in projecten die door UNIDO mede ondersteund worden. Deze betrokkenheid is voor het bedrijfsleven een belangrijke reden waarom het lidmaatschap voor hen van belang is. Maar er zijn ook nog andere redenen om het behoud van het lidmaatschap positief te beoordelen.
Lidmaatschap onontbeerlijk voor bedrijfsleven
In de eerste plaats is het bedrijfsleven van mening dat industriële ontwikkeling heel dicht bij private sectorontwikkeling ligt en juist dat terrein is een centrale doelstelling van het beleid van het huidige kabinet. UNIDO is met name actief op het gebied van energie, waterbeheer en groene groei, met als doel armoede te bestrijden en werkgelegenheid te bevorderen. UNIDO is ook internationaal de voortrekker van het onderwerp “inclusive and sustainable industrial development” in de post-2015 internationale ontwikkelingsagenda. De activiteiten van UNIDO zijn weliswaar niet naar de letter speerpunten van het kabinet, maar internationaal zijn het wel belangrijke onderwerpen. De beleidsdoelen liggen dus juist in het verlengde van elkaar.
In de tweede plaats werkt UNIDO met openbare tenders. Beëindiging van het lidmaatschap zou betekenen dat Nederland geen invloed meer zou kunnen uitoefenen op de agenda en de prioriteitstelling van deze organisatie. Dit zou een verslechtering van de positie van Nederlandse bedrijven bij de tenders betekenen.
Ten derde zijn Nederlandse bedrijven momenteel actief betrokken bij projecten die mede gefinancierd worden door UNIDO. Een van de meest in het oog springende is het ‘tidal energy project’ in China waar met behulp van de getijdenwerking energie wordt opgewekt. Ook bedrijven als Philips, Unilever en Ahold werken samen. De discussie over UNIDO heeft er verder toe geleid dat UNIDO nauwer gaat samenwerken met de branchevereniging FME-CWM om met gebundelde krachten Nederlandse bedrijven goed te kunnen positioneren bij projecten van UNIDO.
Tot slot verdient Nederland het lidmaatschap van UNIDO dubbel en dwars terug door deelname van Nederlandse bedrijven aan projecten van de VN-organisatie.
Veelbelovend
Het besluit van de Eerste Kamer om het Nederlandse lidmaatschap te behouden, opent de weg naar een verdere intensivering van de samenwerking tussen Nederlandse bedrijven en UNIDO. De eerste concrete stappen zijn inmiddels gezet. Daarmee heeft de aanvankelijke scepsis van het kabinet plaatsgemaakt voor een positieve wending die het Nederlandse bedrijfsleven beter dan tevoren in de kaart heeft gespeeld bij UNIDO.